Appeltaart met dulche de leche en pecannoten

Kook het blikje gecondenseerde melk 3 uur lang in water. Zorg dat het blikje altijd onder water staat. Laat het blikje afkoelen. Je kunt deze stap ook al een paar dagen van tevoren doen.

Meng het zelfrijzend bakmeel met de witte basterdsuiker, roomboter, vanillesuiker en 1 1/3 ei. Het overgebleven ei gebruik je straks om de taart mee te bestrijken. Voeg een snuf zout toe en kneed dit met je handen tot een soepel deeg. Leg een half uur in koelkast om te rusten.

Verwarm de oven voor op 170 graden.

Schil ondertussen de appels en snijd ze in blokjes.

Meng de appels met de kaneel en 70 gram suiker.

Bak de pecannoten in een droge koekenpan zodat ze kleuren.

Meng de appels met de pecannoten.

Bekleed een springvorm van 24 cm met bakpapier en vet de zijkanten in met boter.

Gebruik 2/3 van het deeg om de bodem en de zijkanten mee te bekleden.

Verdeel het paneermeel over de bodem.

Schep hierop 1/3 van de appels met pecannoten. Probeer ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk vocht van de appels in de taart komt zodat de bodem goed gaar wordt. Verdeel over de appels 1/3 van de karamelpasta (dulche de leche). Je verdeelt de klontjes over de taart. Schep hierop de helft van de overgebleven appels. Verdeel hierover de helft van de overgebleven dulche de leche. Hierop komt de laatste laag appels met de overgebleven dulche de leche.

Met het overgebleven deeg maak je strookjes. Leg de stroken kruislings op de appeltaart. Bestrijk de taart met het overgebleven ei.

Bak de taart in 55 tot 60 minuten gaar in de oven.